HIJ
20:40Ik kwam de kamer binnen en herkende hem niet. Die meneer in de zetel met zijn voeten omhoog. Zijn vel ziet er grijs uit, zijn wangen ingevallen. Hij klinkt ook anders. Hij was de woensdag voor het gebeurde met zijn gebit geweest, nieuwe tanden dus werden de oude verwijderd. En toen was er die hapering, een trombose, en ziet iedereen hem nu zonder tanden, als een oud mannetje. Zijn ijdelheid heeft het er moeilijk mee, dus zet hij een grote mond op. Hij geeft averechtse antwoorden en maakt grapjes met de verpleegster. Ik kan hem soms moeilijk verstaan, die tanden. De verpleegster test hem, of hij weet waar er gekoerst wordt en wie gisteren won. Ze krijgt haar antwoord en veel meer dan ze gevraagd heeft. Hij heeft het wel door. Ook de vragen van zijn dochter. Nee, het zegt hem niets wie daar woonde en getrouwd was met iemand van ergens elders. Dit waren het soort dingen waar zijn vrouw in goed was. Maar als de zoon passeert in de gang roept hij hem gewoon binnen. Iedereen krijgt een hand. Daar heeft ze niet van terug. De discussie is begonnen: kan hij nog thuiswonen? Wat als er de volgende keer niemand is? Zijn antwoord ken ik al, hij is er op aan het wachten sinds zij er niet meer is. Hij heeft het me meermaals gezegd en ik vond steeds dat hij zo niet mocht praten. Hij zweeg dan, schudde het hoofd alsof ik het niet begreep, een vochtige glinstering in de ogen. De armen gekruist, vastbesloten.
0 reacties