Bxl Noord

Ik was nogal vroeg met de trein. Aan de rechteruitgang van Brussel Noord zag ik het kampement. Om de zoveel tijd duiken ze op. Meestal manne...

Ik was nogal vroeg met de trein. Aan de rechteruitgang van Brussel Noord zag ik het kampement. Om de zoveel tijd duiken ze op. Meestal mannen, vaak met een blik bier in de hand. Soms gaat het er luid aan toe, meestal 's avonds of er valt al eens een opmerking als een vrouw passeert. Nooit echt gemeen ofzo. Je kan ze doen lachen met een bonjour terug te zeggen. Of zelfs eens te zwaaien. Nu zag ik een kleuter of misschien was ze zelfs nog jonger. Ze zat recht, haar broertje en ouders lagen nog te slapen onder het tweepersoonsdekbed dat ze deelden. Ze slapen op karton, hun hele hebben en houden in plastiekzakken of sportzakken rond hen gespreid. Ik liep nog door de gang en zag ze van achter glas. Er waren er nog bij gekomen. Nog meer kinderen. Waar komen die toch vandaan? Kinderen horen toch niet op straat, tenzij om te spelen, niet om te leven.
Eenmaal door de deur sloeg de geur van urine me in het gezicht. En waarom doen ze niet de moeite om het proper te houden? Ik schrok zelf van de gedachte. Maar hoe erg het ook is, je wordt er wat immuun voor. Zo staat sinds jaar en dag een oud vrouwtje met een hoofddoek en een potje in haar hand. Ze zegt niks. Soms staat ze aan de deur. Soms staat of zit ze op de trap. Soms bovenaan, soms onderaan. Je wordt haar een beetje gewoon. Alsof ze deel uit maakt van het decor. Ik weet het, het is erg om te zeggen. En als ze er dan niet is of een paar dagen, dan vraag je je af waar ze is. Net zoals de man met zijn plastiekzakjes in Gent. En dan als je ze terug ziet is er een brok van opluchting, gevolgd door een klein schuldgevoel dat je ze niet kan helpen. Hen meestal afwimpelt als ze met het excuus van de trein komen en niet meer dan "désolée" of "het spijt me" kan stamelen.

You Might Also Like

0 reacties