Twee koningskinderen

Als alle mensen op hun handen liepen En ankers bleven drijven op de Rijn, Als oesters ongehoorde dingen riepen En naalden ons doorstaken ...

Als alle mensen op hun handen liepen
En ankers bleven drijven op de Rijn,
Als oesters ongehoorde dingen riepen
En naalden ons doorstaken zonder pijn,

Als kangoeroes in hemelbedden sliepen
En mummies konden zingen in hun schrijn,
Als piramiden soepel zouden zwiepen
En modderbaden geurden naar jasmijn,

Als reuzen gingen zwemmen in 't ondiepe
En er geen einde kwam aan dit refrein,
Dan hoorde ik een raamkozijn zacht piepen
En kuste jij me, dwars door het gordijn.



Uit: Gerrit Komrij: Alle gedichten tot gisteren. Amsterdam [etc.]: De Arbeiderspers, 1999, p. 302.

You Might Also Like

1 reacties